Toekomstplannen en kritische noten

Toekomstplannen
Ontwerponderzoek gaat uit van een cyclisch proces van ontwikkelen en evalueren (Van den Berg & Kouwenhoven, 2008). Hoewel ik diverse workshops heb gedraaid en telkens kleine aanpassingen heb gemaakt, heb ik het gevoel alsof ik na deze masteropleiding pas aan het einde van de eerste cyclus sta. Ik twijfel er niet aan dat dit onderzoek dan ook pas het begin is van dit avontuur. Voor mij is duidelijk geworden dat muziek en ABL een geweldige combinatie is die in de toekomst nog veel zal kunnen groeien.

Er zijn een aantal mogelijke vervolgstappen. Ik wil in de zomervakantie eerst even wat afstand nemen, om dan in het nieuwe studiejaar opnieuw koers te bepalen. Echter, Ik wil hier evengoed toch alvast een aantal ideeën uiteenzetten:

  1. Het verder uitdiepen van de workshop zoals die er nu uit ziet.
    Dit is een voor de hand liggende vervolgstap. Ik zou graag meer, veel meer muziek willen maken die ik in kan zetten. Nu werkte ik met vijf stukken die we aan het begin van de workshop geheel beluisterden, voordat de deelnemers individueel met één specifiek stuk verder gingen. Stel dat dat tien of vijftien stukken zouden zijn, dan zou er veel meer muzikale diversiteit in het aanbod kunnen zijn. De stukken zouden dan echter niet meer plenair in zijn geheel te beluisteren zijn. Ik zou dan slechts een fragment kunnen laten horen van elk stuk. Maar eigenlijk komt dat misschien wel dichter in de buurt van de originele methode. Daar loopt men door het museum en kijkt men in eerste instantie vluchtig naar de collectie totdat men ‘gekozen wordt’ door een werk. Meer muziek maken kost echter tijd. En niet te vergeten geld. Maar goed, ik wil hier eerder denken in mogelijkheden dan in beperkingen. Het lijkt mij interessant om samenwerkingen te blijven aangaan met anderen. Wellicht kan een samenwerking met de opleiding wereldmuziek van Codarts iets aanvullends opleveren. Of bijvoorbeeld de Metal Factory, een mbo-opleiding gespecialiseerd in dat genre. Het lijkt mij ook goed om studenten van Rockacademie in te zetten. Het zou een mooie opdracht voor hen kunnen zijn. Schrijf maar, speel maar, produceer maar. Het zou voor hen een waardevolle praktijkervaring kunnen zijn in het werken in opdracht en tegelijkertijd zou het voor mij een relatief laagdrempelige manier zijn om meer geluiden (letterlijk) toe te voegen aan de workshop. Naast de muziek zou ik ook nog wel verder willen experimenteren met het verloop van de workshop. Bepaalde stappen wellicht langer of korter maken, of de introductie ervan aanpassen. Bovendien lijkt het me heel goed als de workshop een tweede sessie zou hebben. Studenten kunnen dan tussendoor aan hun verhaal uit stap vier werken en dat aan elkaar presenteren.
  2. Het steviger neerzetten van art-based learning met muziek in het hoger onderwijs.
    In dit onderzoek deed ik steeds eenmalige workshops. Ik gaf hierboven al aan dat een vervolg daarop interessant lijkt. Maar als ik nog verder denk, hoe zou het een structurele vorm kunnen krijgen? Wat dat betreft is het interessant om te (blijven) praten met Teachers College. Zij bieden art-based learning immers als een structureel vak aan, met diverse kunstdisciplines. Dat lijkt mij overigens ook interessant, om bijvoorbeeld met mijn Rockacademiestudenten naar het museum te gaan, maar dat even terzijde. Ik ben intussen ook in gesprek met Avans Hogescholen, waar men een minor aan het opzetten is met art-based learning als belangrijkste principe. Ik hoop dat ik mijn contact met hen ook gaande kan houden. Ik denk dat er veel te leren valt van dergelijke collega’s. Ook heeft Lutters daar interessante ideeën over. Ik denk en hoop dat hij en ik nog lang niet zijn uitgepraat. Of eigenlijk hebben we al afgesproken dat dat we ons contact voortzetten. Dat brengt mij bij het volgende punt:
  3. De werkgroep art-based learning met muziek.
    Lutters en ik hebben samen met Walter Leendertse (CKV docent) en Luuk van Geffen (Holland Baroque) een werkgroep opgericht om dit onderzoeksonderwerp verder aan te pakken. We hadden onze eerste meeting gepland in maart, maar die ging helaas niet door vanwege ziekte, we moeten dus nog beginnen. Maar dit soort denktanks zijn vanzelfsprekend heel interessant voor de toekomst.
  4. Experimenten met livemuziek.
    Het lijkt mij erg interessant om de verbinding te maken met een live concert. Maar dat is nu nog niet meer dan een gedachtenkronkel. In de plaats van het plenair beluisteren van vooraf opgenomen muziek kan dat natuurlijk ook een concert zijn. Dus eerst een introductie en het formuleren van een vraag. Dan een concert. En dan verder met fase 2, 3 en 4. Het mooist zou zijn als dat concert opgenomen wordt en terplekke direct terug te luisteren. Ik zou me ook voor kunnen stellen dat ik zelf als artiest op die manier de planken op ga. Maar goed, voor nu te ingewikkeld en nog te vaag om er op deze plek nu op door te fantaseren. Toekomstmuziek!
  5. Andere doelgroepen.
    Ik ben ervan overtuigd dat art-based learning met muziek voor veel mensen interessant kan zijn. In dit onderzoek lag de focus op muziekstudenten, maar ik deed ook workshops met andere kunststudenten. Maar waarom niet bij andere opleidingen? Ik deed voorafgaand aan dit onderzoek al een experiment in een museum. Afgelopen jaar deed ik buiten dit onderzoek ook een workshop met loopbaancoaches en ik heb al meerder verzoeken uit die hoek gehad. En zo zijn er nog wel meer plekken te bedenken waar dit interessant zou kunnen zijn. Een deelnemer noemde zelfs grote festivals, zoals Lowlands. Een moment van bezinning als oase in de drukte. Ik zie dat nog niet helemaal voor me, maar het is interessant om na te denken over waar dit allemaal een plek zou kunnen krijgen.
  6. Andere docenten.
    Het zou natuurlijk goed zijn als andere docenten ook aan de slag zouden gaan met art-based learning met muziek. Door mijzelf uit het onderzoek te halen komen er wellicht weer andere zaken boven drijven. Ik hoop dat ik collega’s kan (blijven) enthousiasmeren.
  7. Het verzorgen van trainingen voor Cultuur Oost.
    Aan het begin van dit studiejaar deed ik een training art-based learning van ArtEZ en Cultuur Oost. In die training ontwikkelen de deelnemers zich tot begeleider van art-based learning workshops. Dat leek mij een goed begin van mijn onderzoek. Er blijkt steeds meer vraag naar die training en zodoende besloot Cultuur Oost om extra trainers op te gaan leiden. Ik werd door Famke Sinninghe Damsté (art-based learning centre ArtEZ) naar voren geschoven om mee te doen met deze ‘train de trainer’. Concreet betekent dat dat ik in de toekomst op freelancebasis ingezet kan worden om voor Cultuur Oost op pad te gaan om trainingen te verzorgen.

Kritische noten
Ik wil hier nog even een paar kritische noten plaatsen met betrekking tot het onderzoeksproces. Ten eerste ontbreekt het aan een tegengeluid. Ik heb daar wel naar gezocht, maar er lijkt weinig kritisch over geschreven te zijn. Op advies van een docent zocht ik contact met vereniging CultuurProfielScholen, aangezien op dergelijke scholen soms ook met ABL gewerkt wordt. Maar zij gaven aan geen zicht te hebben op de ervaringen met ABL binnen hun werkveld. Een andere docent vertelde in gesprek met kunsteducatoren wel eens kritische opmerkingen gehoord te hebben, maar gaf aan dat het zou kunnen dat dat nooit ergens in een publicatie terecht is gekomen. Ze noemde het bezwaar dat ABL kunst als middel inzet. Wellicht dat men vindt dat art-based learning daarmee te weinig oog heeft voor kunst als kunst? Het zou op zich interessant zijn om daar eens met critici van gedachten over te wisselen, maar dat is er vooralsnog niet van gekomen.

Wellicht is het goed om hier nog eens op te merken dat dit onderzoek op zichzelf een tegengeluid is. Maar dan tegen Lutters’ stelling dat art-based learning enkel geschikt zou zijn voor visuele kunsten (Lutters, 2019). Het mooie is dat ik Lutters inmiddels heb weten te overtuigen van de toegevoegde waarde van (of voor) muziek als kunstvorm.

Ik heb overigens ook aan Lutters gevraagd of en waar er kritische artikelen te vinden zijn. Maar hij gaf aan dat er inderdaad weinig kritisch over geschreven is, “en in het werkveld hoor ik over het algemeen alleen maar gejubel” (persoonlijke communicatie, 20 oktober 2021). Ook ontbreekt het volgens Lutters aan empirisch onderzoek naar de impact van art-based learning. Dit onderzoek is daar, in ieder geval deels, een bescheiden poging toe, maar het is beknopt. Bovendien zijn de ervaringen die de deelnemers beschrijven uiterst subjectief. Ik zou de resultaten uit de workshops eerder als bemoedigend dan als concluderend willen interpreteren. Ik bedoel daarmee dat ik binnen dit onderzoek wel conclusies kan trekken, maar die niet zomaar op andere contexten kan projecteren.

De art-based learning ervaringsdeskundigen en docenten uit het hoger onderwijs die ik sprak hadden ook weinig kritiek. Dat is ook niet zo gek, ik zocht de meeste van deze mensen specifiek uit om me verder te helpen in de ontwikkeling van art-based learning met muziek. En gelukkig staan de meeste docenten per definitie open voor pogingen om het onderwijs beter te krijgen. Ook collega’s die ik toevallig kwam te spreken over het onderzoek. Om Dick de Graaf (Codarts Rotterdam) te citeren: “Ik denk niet dat één iemand zich daar al tegen verzet heeft, met wie jij te maken hebt gehad” (Persoonlijke communicatie, 16 oktober 2021).

Voor de workshops en de daaruit voortkomende feedback valt iets soortgelijks op te merken. De meeste deelnemers stonden open voor iets nieuws, al wisten de meesten niet precies wat ze te wachten stond. In de gesprekken na afloop van workshops zijn er wel wat deelnemers geweest die aangaven dat ze niet helemaal in de juiste flow kwamen zogezegd, maar meestal gaven zij dan nog steeds aan wel meerwaarde te zien. Ook niet echt een tegengeluid dus. Het feedbackformulier stuurde ik pas naderhand op, meestal was er geen tijd of energie om direct na de workshop nog dat formulier in te laten vullen. Bovendien leek het me ook wel goed als de ervaringen even rusten alvorens ze op te schrijven. Maar dat betekent dus wel dat niet iedereen het invulde. Over het hele onderzoek had ik iets meer dan 80% respons. Het ligt voor de hand om te denken dat de deelnemers die het meest enthousiast waren eerder geneigd zijn om feedback te geven. Of omgedraaid, wellicht zit de kritiek wel bij de deelnemers die niets teruggaven. Maar goed, de deelnemers die wel feedback gaven waren eigenlijk bijna allemaal erg positief. Dus al met al vind ik dat ik daar met dit responspercentage toch waarde aan mag hechten.

Ten tweede, wat betreft de documenten die ik schreef, grotendeels gebaseerd op literatuuronderzoek en interviews: hoewel ik zeker niet ontevreden ben over hetgeen ik heb kunnen realiseren in het korte tijdsbestek van dit onderzoek, zijn die documenten in feite niet meer dan een aanzet en verre van volledig. Elk document zou met gemak een onderzoek op zich kunnen zijn. Dat biedt natuurlijk wel perspectief voor de toekomst.

Ten derde, wat betreft de doelgroep. Het hoger muziekonderwijs is natuurlijk zeer breed. Van pop tot klassiek, van muziektheater tot muziekdocent, van dwarsfluit tot rap, en zo nog veel meer disciplines en invalshoeken. Dat valt in feite bijna niet onder één noemer te zetten. De onderzoeksgroep was natuurlijk veel kleiner. Uiteindelijk ben ik bij slechts drie verschillende muziekopleidingen (en twee kunsteducatieve opleidingen) geweest. De resultaten zijn dus niet zomaar te projecteren op het hele hoger muziekonderwijs. Toch beschouw ik dat brede veld wel nog altijd als mijn doelgroep. Ik hoop dat verschillende mensen in verschillende disciplines geïnspireerd raken om op hun eigen manier, met hun eigen doelgroep met art-based learning aan de slag te gaan en dat dit onderzoek daar een handreiking in kan zijn. Het lijkt mij ook mooi om daar desgewenst een rol in te spelen.

Ten vierde moet ik toch ook naar mezelf kijken. Onderzoek doen is nieuw voor mij en ik heb, zeker in de eerste fase, best wel geworsteld met het een en ander. Ook dat is niet per se erg, of sterker nog, dat is het hele idee van een opleiding volgens mij. Maar er zijn ongetwijfeld hiaten en blinde vlekken. Bovendien is het interessant om na te denken over mijn positie als onderzoeker. Zouden de resultaten anders zijn als iemand anders het onderzoek had gedaan? Ook wat dat betreft zou het heel interessant zijn als andere muziekdocenten ook aan de slag zouden gaan met art-based learning.


Referenties
Lutters, J. (2019). Tien jaar art based learning: Een terugblik. Cultuur+Educatie, 18(52), 30-40.

Van den Berg, E. & Kouwenhoven, W. (2008). Ontwerponderzoek in vogelvlucht. Tijdschrift voor lerarenopleiders, 29(4), 20-26. Geraadpleegd op 20 oktober 2021, van https://research.utwente.nl/en/publications/ontwerponderzoek-in-vogelvlucht